Locatie: Hoge der A 13
Titel: Aan de schrijvers
Dichter: J.B. Charles
Ontwerper: –
Gerealiseerd: nog niet
[foto]
Aan de schrijvers
Neem een schep woorden,
schep mij een taal,
kom op, vertel een verhaal.
Maar tel ‘t op je vingers na:
het moet helemaal
zelf zijn verzonnen.
Anders hoef ik het niet.
Wat jij hebt gevoeld
dat wil niemand horen,
ook niet wat je ‘bedoelt’.
Dus doe niet te echt.
Praat mij niet van wetten,
ik stik al in recht.
Maar tover mij voor
en ik ben je knecht:
samen krijgen wij die verdomde
werkelijkheid er wel onder.
Uit: Ik ben het (1990)
Toelichting
J.B. Charles is het pseudoniem van Willem Nagel (1910-1983). Hij was rechtsgeleerde en criminoloog en daarnaast schrijver en dichter. Stichting Straatpoëzie Groningen en Jurjen van der Meer van architectuurbureau De Zwarte Hand hebben in 2024 het initiatief genomen zijn gedicht Aan de schrijvers te publiceren op een wand van het pand Hoge der A 13, waar zijn broer Hendrik van 1931 tot 1945 directeur was van puddingfabriek Atlanta.
In het gedicht Aan de schrijvers (na zijn dood verschenen) gaat het over zijn moeizame relatie met de werkelijkheid, waaraan alleen met fantasie te ontsnappen valt.

Biografie
Willem Nagel werd in 1910 geboren in Zwolle. Op tweejarige leeftijd verhuisden zijn ouders naar Groningen, waar vader Nagel in dienst kwam bij de firma P. Broekema Koffie en Thee. Hij werd uiteindelijk directeur van dit bedrijf. Ze betrokken een woning aan de Violenstraat 25.
Willem Nagel groeide op in een gereformeerd milieu; hij bezocht de Gereformeerde School aan de Kraneweg. In 1923 ging hij door naar de Christelijke HBS aan de Grote Rozenstraat (later opgegaan in het Wessel Gansfortcollege). Op zijn veertiende viel hij, mede door het overlijden van zijn oudere broer Arend, van het gereformeerde geloof.
Puddingfabriek
In 1930 deed Willem Nagel eindexamen HBS-B en ging daarna door naar het gymnasium, omdat hij rechten wilde studeren. Zijn broer Hendrik werd directeur van de puddingfabriek Atlanta, gevestigd aan de Hoge der A 13. Willem deed enkele opdrachten voor zijn broer, zoals het maken van een kwartetspel, als promotieartikel van custardproducten. De drukker van de kwartetkaarten werd H.N. Werkman, die een atelier recht tegenover de puddingfabriek had.
In oktober 1931, na het behalen van het staatsexamen gymnasium, begon hij aan de rechtenstudie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tijdens de studie, in 1934, verloofde hij zich met Jansje (Hans) Wouda uit Utrecht. Hijzelf woonde toen nog bij zijn ouders in, die inmiddels verhuisd waren van de Violenstraat via de Jozef Israëlstraat 25 naar de Molenweg 11 te Haren. In 1935 en 1936 was hij redacteur van het Groninger studentenweekblad Der Clercke Cronike. In 1936 leerde hij de dichter en latere uitgever Bert Bakker kennen. In Groningen raakte hij bevriend met dichter en organisator A. Marja. Via hem kwam hij in aanraking met andere destijds in Groningen verblijvende jonge literatoren, zonder deel uit te maken van de vaste kern die bekend werd als de Groninger (literaire) school.
Oorlog
Op 19 april 1939 studeerde Willem Nagel af. Kort na zijn doctoraalexamen werd hij benoemd als klerk bij het Openbaar Ministerie in het arrondissement Groningen.
In de oorlog kwam Nagel in het verzet terecht. Over de ontwikkeling in Duitsland maakte hij zich al vanaf 1932 grote zorgen; ook de groei van de NSB verontrustte hem. Hij bezocht politieke bijeenkomsten en ging in debat met nationaal-socialisten. Eind 1939, begin 1940 maakte hij meerdere reizen naar Duitsland. Onder het mom van het doen van vergelijkend criminologisch onderzoek poogde hij militaire inlichtingen te verzamelen in Oost-Friesland. Na de Duitse inval bleef Nagel actief als slapend agent van de Centrale Inlichtingendienst in Groningen.
In 1941 leek hij te worden benoemd tot ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Middelburg, maar deze aanstelling ging niet door, toen zijn anti-Duitse gezindheid aan het licht kwam. Nagel ging daarop weg bij justitie en werd ambtenaar voor de Tuchtrechtspraak (prijsbeheersing) van het departement van Landbouw en Visscherij in Groningen.
Gaandeweg de oorlog raakte hij bij meer en meer verzetsactiviteiten betrokken; hij hielp joodse onderduikers, hij was contactpersoon voor agenten die vanuit Engeland naar Nederland gestuurd werden, hij verzamelde militaire inlichtingen en was ook in het gewapend verzet actief. Door zijn werk bij de Tuchtrechtspraak kon hij ongestoord door het land reizen – het was een ideale dekmantel. Samen met H.N. Werkman bracht hij clandestiene uitgaven uit. Hij debuteerde als dichter in 1944 met Een suite van de zee, door Werkman geïllustreerd en uitgegeven.
In 1944 moest Nagel onderduiken, toen de Duitsers op het punt stonden hem te arresteren. De SD nam zijn huis aan de Verlengde Feithstraat 20a in beslag. Zijn vrouw en kinderen werden op straat gezet. Nagel vluchtte van Groningen, waar hij inmiddels te bekend was geworden, naar Utrecht. Tijdens deze reis nam hij de verzetsnaam Charles aan – die zou uitgroeien tot het pseudoniem J.B. Charles, de naam waaronder hij na de oorlog als auteur bekend zou worden. Ook de broer van Willem, Hendrik Nagel, was bij het verzet betrokken. In 1945 werd Hendrik gearresteerd en, net als zijn vriend H.N. Werkman, enkele dagen voor de bevrijding geëxecuteerd.
Strafrecht
Na de oorlog verruilde Nagel de juridische praktijk voor de wetenschap. Hij werd hoogleraar in het strafrecht en de criminologie aan de Leidse universiteit. Hij groeide uit tot een gezaghebbend criminoloog, ook in het buitenland.
Literaire oeuvre
Naast zijn wetenschappelijke werk, dat hij onder de naam W.H. Nagel publiceerde, bleef Nagel ook bouwen aan zijn literaire oeuvre. Hij publiceerde als J.B. Charles een groot aantal dichtbundels, meerdere prozawerken, essays en memoires.
De Tweede Wereldoorlog heeft, bijna vanzelfsprekend, een sterk stempel gedrukt op het literaire werk van J.B. Charles. In zijn proza en poëzie gaat hij de strijd aan tegen het fascisme en tegen alles wat zich na de oorlog aandiende als mogelijke verschijnselen daarvan, zoals nationalisme en discriminatie. Daarbij ging hij ervan uit dat er in ieder mens fascistoïde trekken leven. Hij schreef zijn werk dan ook vanuit het streven naar individuele geestelijke hygiëne. Voor zijn essay Volg het spoor terug (1953) ontving hij de extra prijs van de Jan Campertstichting en de Prozaprijs van de stad Amsterdam. In Van het kleine koude front (1962) zette hij zijn individualistische polemiek voort. Charles zei zelf dat het hem er vooral om te doen was te onderzoeken waar de kiemen van het fascisme konden worden gevonden en waar het spoor terug te vinden is dat voor elk mens op een andere plek begint.
Zijn poëzie kenmerkt zich door eenvoudig taalgebruik. Het zijn gedichten waarin weinig aandacht is voor de formele kanten en des te meer voor de vertelling en het engagement.